Drummen

Het is zomer en zonnig en het huis is gevuld met muziek. In onze kleine studio zitten vier muzikanten, te dicht op elkaar, de ramen durven ze niet open te doen om de buren niet te te storen. De gordijnen zijn dicht om de hitte buiten te houden maar dat werkt maar gedeeltelijk en het zweet staat op hun voorhoofd. Ze lijken het niet te merken. Ze maken muziek.
Ik sta in de keuken en maak nasi voor het hele stel. Aan mijn voeten zit onze zoon, drie jaar oud en hij luistert.
Ik heb al gemerkt dat hij een goed stel oren aan zijn hoofd heeft zitten. Hoewel hij zelf misschien nog maar twintig begrijpelijke woorden zeggen kan, moet hij ons uitstekend verstaan want regelmatig reageert hij op zinnen uit de woordenstroom van het gebabbel dat ik de hele tijd voortbreng terwijl ik bezig ben in huis. Als ik me bijvoorbeeld hardop afvraag: ‘waar zijn nou toch je sokken’, kruipt hij weg en komt terug met zijn sokken.
Passief kent hij onze taal al. Het is alsof zijn keel en stembanden en strottenhoofd er nog net niet klaar voor zijn, terwijl de hele woordenschat wel al klaar staat. Alsof de muziek al daar is maar het instrument nog niet, in analogie met de muzikanten in onze studio.
Hij luistert, onze zoon, naar die muzikanten in de studio en ik zie aan zijn kleine gezichtje dat hem het een en ander duidelijk begint te worden.

Al een tijd vindt hij het grappig om de potten en pannen uit de keukenkastjes onder het aanrecht te halen en daar dan hard op te meppen.
Het is een interactieve wereld en nog nooit heeft hij zoveel actie om zich gegenereerd als met dit drummen van hem. Ten eerste een hoop geluid en ten tweede het drastisch veranderen van onze gezichten, daarna moeten wijzelf onze stem verheffen als we ons verstaanbaar willen maken, nog meer geluid dus. Maar meestal halen we dan de pannen weg en is het feest voorbij.

Nu luistert hij naar de muziek en terwijl ik de uien snij en mijn aandacht vestig op het niet snijden in mijn vingers, kruipt hij weg. Ik merk het pas als de ui klaar is.
Ik roep, krijg geen reactie, ga hem zoeken en vind hem op schoot bij de drummer, met drumstokken in zijn handen en een grote glimlach op zijn gezicht.
De rest van de band staat er omheen en moedigt hem aan in verschillende talen.
De muzikanten zijn, behalve mijn echtgenoot, geen Nederlanders. De trompettist is een Amerikaan, de bassist is een Duitser en de drummer een Zwitser. Deze Zwitser is een lange, magere jongen met een enorme bos haar en een te grote bril, die tijdens het drummen van zijn hoofd af stuitert, soms op een of ander drumvel, waar vervolgens op geslagen wordt zodat de bril verder beschadigd.
Het is een impulsieve drummer. Er zijn optredens waarbij hij zijn drumstel van het podium afdrumt terwijl hij drummen blijft, de bekkens achterna.
Hij drumt met zijn hele lichaam, hij is het tegenovergestelde van een dikke, massieve drummer die als een soort rots achter zijn instrument zit en zijn massa gebruikt om veel volume te produceren. Deze Zwitser is een flexibele drummer die alle kanten uitvliegt, puur waar zijn intuïtie hem brengt en nu brengt zijn intuïtie hem naar mijn zoon, die ook wil drummen.
De drummer praat een babbelstroom van woorden in het Zwitserduits, het klinkt als een soort geritsel en zijn expressieve lichaam helpt met de betekenis ervan.
Binnen de kortste keren drumt mijn zoon iets ritmisch. De muzikanten zijn euforisch en beginnen mee te spelen.
Ik ben onmiddellijk ongerust, ik had gehoopt dat hij advocaat of programmeur zou worden, om financiële redenen.
De band speelt, ze volgen onze zoon die heel ingespannen maar duidelijk met plezier van alles aan het uitproberen is op dat drumstel, en dan geeft hij opeens met een grote slag antwoord op iets wat de trompettist aan het doen is, die dat geweldig vindt en het wordt een complete jamsessie.

Op een geven moment is het voorbij.
Ik haal mijn zoon terug naar de keuken en zet hem in de kinderstoel om te eten.
Ik stuur de muzikanten de tuin in waar ze uit het zicht van zoonlief moeten gaan staan om te mogen roken.
Later die dag ontstaat er een misverstand over het uitbetalen van een optreden en dan is het allemaal nog veel erger voorbij, de drummer pakt zijn spullen in en vertrekt.
Onze zoon staat aan het raam en zwaait hem uit.
‘Weg?’ zegt hij. Mijn man en ik knikken.
‘Djummen weg?’ Wij knikken weer.
Zoon fronst zijn wenkbrauwen.
‘Juzie?’ vraagt hij dan.
‘Ruzie om geld,’ zeg ik, want zo is het en zo gaat het in deze bizz. Het begint met muziek maar dan moeten er ook rekeningen betaald worden en dan moet de muziek werk worden en de vrienden collega’s en dan botst er vroeg of laat van alles en wordt het stil.
Dan wordt het stil totdat de ruzie bijgelegd wordt en iedereen weer bereid is om zich in de een of andere vreemde constructie te wringen waardoor het weer even mogelijk is om muziek te maken in deze wereld, die op de een of andere manier tegen muziek maken lijkt te zijn, terwijl ze het ons inziens zo hard nodig heeft. En daarom geven we niet op.

Vier jaar later heeft onze zoon zijn interesses verschoven van drummen naar raketten en vulkanen. Hij is uitstekend Nederlands gaan spreken en kan bovendien terugtellen vanaf tien in het Engels en het Russisch, dit vanwege vele Youtube filmpjes met raketlanceringen. Hij vraagt om zijn zakgeld want het hele concept geld is ook al gaande.
Mijn man zegt tegen hem: ‘weet je wie er op bezoek komt?’
Zoon weet het niet.
‘De drummer uit Zwitserland.’
En we zien herkenning op het gezicht van onze zoon, hij moet het zich nog herinneren, dat magische moment waarop ze muziek met zijn allen hadden gemaakt, maar dan betrekt zijn gezicht. ‘Ik spreek zijn taal niet meer.’
‘Toen ook niet!,’ zeg ik, want hij sprak toen überhaupt nauwelijks, laat staan Zwitserduits of Engels.
Maar dat is niet wat hij bedoeld.
Later zie ik het, als de drummer weer samen met hem achter het drumstel gaat zitten. Op de een of andere manier is het drummen ineens moeilijk geworden, een worsteling, terwijl het als peuter vanzelf ging. We zien hem nu ineens teveel nadenken en hij probeert van alles te vragen, en zijn Nederlands zit in de weg.
Hij speelt wel en er komt wel geluid, maar de magie is er niet.
‘Nicht aufgeben,’ vat de drummer het hele proces van muziek leren maken samen en we knikken met zijn allen.

Wij hebben het ons vaak afgevraagd: waarom is het zo moeilijk om als een driejarige te spelen, als je ouder bent dan drie jaar. En wat zijn we nog meer kwijtgeraakt, terwijl we Nederlands leerden.