Kerst

‘Wat leuk!’ zegt oma en wijst naar de kraag van Emma, de fel gekleurde kraag van het blousje uit de tweedehans winkel, dat onder haar zwarte trui uitkomt.
‘Leuk!’ zegt oma weer.
Emma weet niet goed wat ze moet zeggen. Oma ziet er anders uit. Ontspannen. Emma buigt over haar heen, over het hoge bed, en geeft oma een kus. Ze ruikt wel nog naar haar oma.
   ‘Dag oma,’ zegt Emma. Maar ze zegt niet: ‘hoe gaat het,’ want dat lijkt haar een rare vraag in deze omstandigheden. Oma ligt in een hospice omdat de mannen met de witte jassen denken dat ze minder dan drie maanden te leven heeft.
Oma glundert. De hele kamer is vol bezoek. Het is kerst. Alle familie is er. De vrijwilligers die hier werken, hebben een kerstdiner voorbereid. En de familie is daar een beetje zenuwachtig over want ze weten niet zeker of ze het wel gaan overleven, een kerstdiner gemaakt door vreemden. Ze eten met zijn allen al veertig jaar hetzelfde kerstdiner, met plumpudding na, die zo lang van tevoren is gemaakt dat hij in een soort staat van ontbinding verkeerd bij het opdienen. Dat er vanalles is gaan gisten. Dan is de pudding verschillende soorten alcohol gaan produceren. Daar gieten ze cognacsaus over, nog meer alcohol, misschien ook ter desinfectie.
Dat krijgen ze allemaal niet vandaag.
De vader van Emma is geslotener dan ooit, zijn grapper vreemder dan ooit, zijn gemoed moeilijker dan ooit te peilen. Zijn zus bevindt zich in een soort wankel evenwicht tussen lachen en huilen.

Emma staart naar haar oma. Er is iets absurts gebeurd met haar. Zij lacht. Zij is ontspannen.
Oma wordt met hulp uit het bed getild, in een rolstoel gezet, naar de gedekte tafel gereden. Ze heeft een prachtige kamer. Duizend keer beter dan het ziekenhuis. Het is er stil. Er staat geen apparatuur. Eén wand is helemaal van glas en geeft uitzicht op een besneeuwde tuin, waar Emma’s tante een voedertafel neer heeft gezet, om naar de vogeltjes te kunnen kijken tijdens het wachten.
Het eerste gerecht wordt geserveerd en natuurlijk, het is iets anders dan zou moeten, de hele familie verstrakt. En de hele familie kijkt naar oma, verwacht haar klagen, haar kritische noot zoals ze die gewend zijn. Oma sprak altijd in de verwijtende wijs.
Vandaag niet. ‘Lekker!’ zegt oma.
Dus wordt er gegeten.

Emma’s broer Henry zit zoals gewoonlijk ieder vrij momentje met zijn smartphone te spelen. Plotseling klinkt er een prachtig gezang, hij vond op youtube de opname van het geluid van krekels, dat vertraagd wordt afgespeeld. De gedachte hierachter is dat krekels ongeveer twaalf keer korter leven dan mensen, dus om hun geluid op mensen-snelheid te kunnen horen moet je het eigenlijk twaalf keer vertragen. En wat hoor je dan: onmiskenbaar het geluid van een koor, de eerste associatie is een kerkkoor. Een meerstemmig prachtig gezang in es, dat natuurlijk bij de reacties op internet leidt tot de interpretatie dat krekels altijd eigenlijk Gods lof zingen, als engelen.
Ze luisteren naar het krekelkoor tijdens de pauze tussen het eerste en het tweede gerecht.
Er klopt niets meer van het leven op deze manier. Ze kijkt naar haar ontspannen grootmoeder. Als overgrootmoeder nog had geleefd, had zij kunnen vertellen dat ze haar ook zo gekend had. Oma was een fijn, intelligent, ontspannen, humoristisch meisje geweest. Opgegroeid in een gezin met status en geld, een goede opvoeding, een behoorlijke opleiding. Alles zat mee. Tot de oorlog kwam. En wat toen met haar gebeurd is, kan niemand navertellen. Ook oma niet. Iets in haar onderbewustzijn knakte en zij veranderde in een kritisch, bemoeizuchtig mens. Emma kan over dit laatste uitgebreid vertellen en ook over de terreur die een oma kan uitoefenen over meerdere generaties. Maar vandaag ziet Emma wat anders. Zij ziet het fijne, intelligente, ontspannen, humoristische meisje dat oma eigenlijk is.
De hele familie raakt ervan uit balans.
Het derde achterkleinkind buigt zich naar Emma toe en fluistert: ‘De beroerte heeft haar moppercentrum uitgeschakeld,’ met een toon alsof hij uit het dossier van de arts voorleest. En Emma glimlacht, en ze knikt, zo lijkt het inderdaad precies. Oma praat moeizaam, ze beweegt moeizaam, alles gaat ook langzamer. Maar net als bij de krekels maakt de vertraging het verschil tussen eentonig getjirp en een kerkkoor.
Dan ontspant Emma zichzelf ook. Zij kiest ervoor om oma zo te herinneren. Dit opgeruimde meisje, dat ze nu zo duidelijk zien kan door die oude, dunne huid heen, door de scheefgetrokken mond heen, die nog maar moeizaam eten naar binnen werken kan. Rechts hangt er verlamd bij, links krult omhoog in een glimlach die al zo’n zeventig jaar verborgen is geweest. Emma blijft naar oma staren en oma geeft haar zo’n onverwachte volle blik vol liefde terug, Emma had zich nooit gerealiseerd dat dat ook aanwezig was. Emma had daarvoor teveel kritische opmerkingen gehoord over haar ongekamde haren, haar te korte rokken, haar te strakke broeken, haar studiekeuze.

‘Ik kon koppig zijn,’ zegt oma ineens. De hele familie schrikt op.
‘Vreselijk koppig,’ zegt ze weer en ze laat haar mond open, klaar voor het volgende hapje dat haar gevoerd gaat worden.
En ja, het is waar, ze was met stip de meest koppige persoon bij iedereen bekend. Iedereen knikt ontsteld want dit zorgvuldig nooit openbaar besproken familiegeheim zomaar op tafel brengt iedereen nog veel verder uit balans.
Het is de beste kerst ooit.

In de weken daarna wordt alles anders want de mannen met de witte jassen zaten ernaast. Oma herstelde van haar beroerte en haar moppercentrum werd ook weer actief. Ze moest uit het prachtige hospice en het hemelse krekelkoor bleek een grap. Broer Henry kocht er nog een goeie microfoon voor en een stel krekels in de dierenwinkel die eigenlijk bestemd waren om in de bek van het een of ander reptiel te eindigen. Een vertraagd krekelkoor klinkt niet als een kerkkoor. Het klinkt als een krekelkoor, maar dan vertraagd. Dus alleen maar lager en trager. De leugen regeert op internet.
Maar Emma hoort vaak ineens ‘wat leuk!’ als zij aan haar oma denkt. Zij ziet nog altijd de in een glimlach omhoogkrullende linkermondhoek, niet de verlamde rechter. En wat het krekelkoor betreft: je kan jaren lang een rauwe, heftige, eentonige kreet produceren. Maar dat prachtige meerstemmig gezang in es, werd ook ooit ergens gezongen. Misschien wel meer dan zeventig jaar geleden.
Toch kan het op de vreemdste momenten ineens weer ergens opduiken.